De Florentijnse missie
De ochtendstond heeft goud in de mond zegt het spreekwoord, en de klokkenluiders in Firenze hebben zich deze snedige zegswijze als geen ander eigen gemaakt. Helaas zijn ze wel vergeten dat wie vroeg opstaat ook vroeg moet beginnen werken. Lokale helpers inschakelen voor de proviandering bleek geen goed idee. Na het wachten op spreekwoordelijke figuren en een sobere maaltijd ging het de stad in, op zoek naar de grote gravin.
Edoch, Italiaanse kaartenmakers willen al eens slordig zijn (men denke maar aan het adagium “alle wegen leiden naar Rome”, terwijl iedere Griek weet dat “alle wegen leiden naar Athene – er staan zelfs wegwijzers”), dus besloten enkele slimmeriken om eerst de stad “van boven” te bezien om aldus een overzicht te krijgen en de locatie van het hoofdpaleis te ontwaren.
Eendrachtig trok men de heuvel op om in de lommerrijke tuinen van het Palazzo Pitti een blik over de stad te kunnen werpen. Helaas bleek bij bovenkomst dat de tuin enkel binnen te komen was langs de onderzijde en tegen het betalen van diverse florijnen. Geen van de ridders was zinnens om die tol te betalen, dus besloten ze naar een andere locatie te gaan, eveneens hoog gelegen en buiten de muren dus gratis.
En zo geschiedde. Geheel uitgeput kwamen zij boven (na eerst naar beneden geweest te zijn – men kan niet altijd alles voorzien) en kregen zij een extatisch uitzicht over de glitterende stad voorgeschoteld. Helaas bleek onze trouwe vorst niet goed ingelicht (verderfelijke Luccanen), want er stonden nogal veel paleizen in de stad. Welkeen te kiezen?
Een snuggere ridder (ja, ook die bestaan) bouwde een redenering op waarvan de logica niet viel te ontkennen. Gravin Mathilde is een Toscaanse. Toscanen zijn Italianen. Italianen zijn extravagant. Toscanen zijn extravagant. Dus, Mathilde is ook extravagant. Het meest extravagante paleis zou dus het hare zijn. En wat zagen ze aan de gezichtseinder? Jawel, een extravagant paleis in het centrum van de stad. Eendrachtig klonk de beslissing: dat zal het zijn!
En men spoedde zich heuvelafwaarts, over diverse bruggen, langs mooie kerken, om op de Piazza della Signora het Palazzo Vecchio binnen te gaan en daar prompt de meest feestelijk uitgedoste Italiaan aan te spreken en te vragen: waar is uw gravin? Waar is Mathilde?
Helaas spraak de Italiaan alleen Toscaans. Uit zijn gebrabbel konden ze weinig opmaken behalve “kerk”, “paleis”, “stad” en “Sienna”. Met die eerste drie waren ze niets, maar dat laatste woord was interessant. Maar, zo sprak de raadgever des konings, we kunnen nu niet meer naar Sienna reizen, het is te laat, onze herberg is al betaald en we hebben honger. Laat ons eerst maar eens in die kerken kijken.
Vele kerken later (of toch de gratis kerken – er zal geen florijn aan de Florentijnen gegeven worden om religieuze plaatsen te bezoeken, ook al zijn wij des keizers) waren allen zovele malen gezegend en bewaard dat ze spontaan terug verlangden naar het wereldse en het aardse. En waar kan men dat beter opsnuiven dan in een taveerne? En als men dan toch in taberna erit, waarom dan geen met een cabardouchenaam? Kortom, waar kon men beter gaan dan Osteria ZaZa op het koopmansplein (jaja, het summum van wereldsheid – woekeraars en handelaars).
Geheel voldaan van wereldse genoegens repten zij zich alras terug naar hun herberg, want het regende (een snuggere lansknecht merkte op dat hun regens toch onze regens niet zijn – ze zijn nogal slapjes). Morgen gaat het richting Sienna en verder …