Afscheid in schoonheid
Die nacht sliepen de riddertjes niet zo goed, daar München toch wel een lawaaierige stad bleek en de muren van de herberg niet zeer dik. Gelukkig maakte de herbergier een en ander goed door hen des ochtends lekkere spijzen voor te schotelen. Met een volle maag zetten ze koers naar de Residenz van de hertog van Beieren om van katholiek tot katholiek te bespreken hoe Gods wegen dienden te worden verstaan.
Dat ze in Beieren goede katholieken zijn, dat weten we allemaal. Aan de kerk in het centrum werd volop gewerkt en het was al een grote. Het was dus niet erg verwonderlijk dat de riddertjes weinig moeite moesten stoppen in het overtuigen van de lokale potentaten om mee ten strijde te trekken voor de goede zaak. Ze wilden wel graag in oktober terug zijn, want dan hadden ze een feestje gepland. De riddertjes waren alvast van harte uitgenodigd.
Gesterkt door de lokale geestrijke dranken en met een goed gevoel (door het overtuigen van de hertog of door de geestrijke drank?) voegden de riddertjes zich bij een konvooi dat via Augsburg op weg was naar de keizerlijke badplaats Baden-Baden. Naar verluidt was de keizer himself – toch ook al op een gezegende leeftijd gekomen – daar uitgebreid aan het kuren in het heilzame bronwater.
Helaas bleek het gekozen konvooi zich te ontbinden op respectievelijke afstand van het kuuroord en ook het vinden van een herberg in de buurt bleek niet zo simpel. Met een hoge behoefte aan een stevige maaltijd (met meer geestrijke drank) kwamen de riddertjes uiteindelijk toch in het gezellige en ietwat mondaine centrum van Baden, waar menig adellijk figuur met goedgevulde beurs het mooie weer maakte.
Onder de gewelven van het chique Friedrichsbad vonden zij uiteindelijk het keizerlijke gevolg. Na de nodige begroetingen, reverances en huldebetuigingen overhandigden de riddertjes de verzegelde perkamentrol die zij van Godfried hadden gekregen met het verzoek om steun voor zijn heilige onderneming. Gezien de keizer fris gestoomd, ontluisd en gerestyled was, waren ze er vrij gerust in dat hij hun bede gul zou inwilligen.
De riddertjes waren ruime tijd geleden vertrokken op vraag van de heer van Bouillon om de keizer te helpen in zijn al even heilige strijd tegen de pauselijke escapades. Nadat ze in Toscane vergeefs gepoogd hadden tante Mathilde voor hun kar te spannen, waren ze in Rome deel geweest van de bestorming van de stad en de installatie van de echte paus, Clemens III. Het had het einde van de veldtocht moeten betekenen, ware het niet dat Godfried hen had kunnen overtuigen om ook nog mee te gaan op kruistocht naar het heilig land.
De rest van het verhaal herinnert u zich nog wel. In Split scheidden de wegen van de riddertjes en de kruisvaarders en trokken zij – de ene keer al vlotter dan de andere keer – via de Slavische koninkrijken naar het graafschap Tirol. Ze hadden onderweg veel moois gezien en best wel een fijne tijd gehad. De volgende dag was het echter meer dan tijd om terug te keren naar hun heimat. Via het Saarland, de Luxemburgse gebieden en de citadel van Namen kwamen ze niet zo snel, maar wel veilig thuis.
Godfried van Bouillon, die was op weg naar Jeruzalem, maar hij was de riddertjes wel nog een beloning verschuldigd. Dat zouden ze hem zeker nog eens vragen. Een andere keer!