Het slotakkoord van Avignon
Aan de vooravond van een groot gevecht zijn er ridders die goed en vast slapen, vertrouwend in hun voorbereiding, en ridders die niet slapen, van de zenuwen als het ware. Maar slapen of niet slapen, bij het kraaien van de (virtuele) haan stond iedereen op en begon zich klaar te maken voor het orgelpunt van de expeditie, de bestorming van Avignon en de verdrijving van de tegenpaus. Als eerste ging het naar het château van koning René, waar het vandaag helaas geen feest of cabaret was.
Er werd lang en ernstig gepalaverd, krijgsplannen bestudeerd en opgeborgen, omtrekkende bewegingen getekend op gedetailleerde kaarten en soldaten geteld. In alle zalen van het kasteel waren ridders en soldaten aanwezig, hun wapenuitrusting poetsend, hun zwaarden wettend. Sommige riddertjes pauzeerden even om het toch wel indrukwekkende kasteel van René te bekijken. Op het dakterras stonden naast elkaar koning René en de koning der ridders, uitkijkend over het glooiende land richting Avignon, met de Mont Ventoux die boven alle andere torende.
Het plan was eenvoudig. De ene helft zou via de hoofdweg naar Avignon gaan en de stad bestormen via de Porte de la République (al was het voor de ridders niet helemaal duidelijk welke republiek bedoeld werd). De andere helft zou de pont d’Avignon nemen van aan de overkant van de Rhône en zo de stad aanvallen. Allons-y!
De groupe-porte-République ging met groot verzet van start, en luttele minuten na vertrek waren ze al in Avignon. Enkele ridders demarreerden om – in alle stilte – de stadspoort open te zetten, maar, wat bleek in Avignon? De inwoners van de stad hadden, om één of andere reden, besloten om een groot gat in de muur te kappen, zonder poort, om de weg door te laten lopen. Het was dus niet zozeer de Porte de la République, maar eerder de Trou de la République. De volledige groep stormde stad binnen, op de kaarsrechte weg (jaja, ze konden bouwen hier) naar het papenpaleis, aan het papenplein bij de papenbrug. En nochtans was er hier geen paus.
Langs alle kanten waren er ridders en gevechten, in de talloze kerken en de ontelbare steegjes. En af en toe konden de ridders niet verder omdat er groepen vreemdelingen, steeds met een gemeenschappelijk kenmerk (een gele hoed, een oranje das enz.) de doorgangen blokkeerden. De meeste van hen bleken uit de Italiaanse en Spaanse delen van Europa te komen. Maar, zelfs zij konden de riddertjes niet tegenhouden en gewapenderhand werd het bijzonder indrukwekkende paleis – al vonden sommige het stulpje van Roi René toch beter – bestormd.
Alle kamers werden doorzocht, maar dezogenaamde paus was niet te vinden. Blijkbaar was de snoodaard heimelijk net voor de aankomst van de riddertjes gevlucht, naar onbekende oorden. En er was nog iets niet in orde. De groupe-pont-d’Avignon was nergens te bekennen in de stad. Waren ze een Frans leger tegengekomen, hadden ze de verkeerde afslag genomen of waren ze gewoon blijven plakken in de herberg?
Alas, de reden bleek veel wereldser dan dat. De pont d’Avignon bleek immers slechts voor een deel te bestaan. Men kon zeer eenvoudig van Avignon naar ongeveer halverwege de Rhône, maar verder geraakte men niet. En van de overkant dus ook niet in Avignon. Sommige van de ridders dachten wel te weten hoe de pseudo-paus gevlucht was en wat er met het resterende deel van de brug gebeurd was. De ridders in de stad konden niets anders dan zwaaien naar de ridders aan de overkant (bemerk dat er weinig bruggen over de Rhône zijn, zoals al gezegd), die dan ook terug zwaaiden.
De missie was, zoals zo vaak, half gelukt. De stad was ingenomen, het paleis bezet, de streek gewonnen. Maar de infame antipaus was (weeral) ontkomen, klaar om elders in de wereld onheil te stichten en goede christenen te laten afdwalen van het (enige) rechte pad. Maar dat interesseerde de riddertjes slechts matig. Hun taak was vervuld, want de stad was ingenomen. Nu nog de betaling incasseren, wat eten bij René, want hoewel mevrouw René niet kon zingen, was dat nog beter dan het vervelende deuntje dat ze in Avignon lieten horen, een goede nachtrust, en morgen, terug naar de heimat!